De 21-dagenregeling heeft als doel om de insleep en verspreiding van besmettelijke dierziekten te voorkomen. Er zijn eisen gesteld aan de onderlinge bedrijfscontacten, zoals aanvoer en afvoer, maar ook aan het verzamelen van evenhoevigen. Dat zijn runderen, schapen en geiten. Voor varkens geldt een andere regeling.
Er is gekozen voor de termijn van 21 dagen, omdat de meeste, zeer besmettelijke dierziekten, zich binnen dit tijdsbestek voordoen.
21 dagen op locatie voor afvoer
De regeling houdt in dat een evenhoevige zoals runderen, schapen of geiten die wordt aangevoerd op een locatie daar tenminste 21 dagen moet blijven voordat het dier kan worden afgevoerd. Dat geldt niet als er geen andere evenhoevigen aanwezig zijn. De aanvoer van dieren op een locatie heeft dus geen gevolgen voor de dieren die daar al staan.
De dag van aanvoer is dag 0. De dagen zijn leidend en niet het tijdstip van aan- en afvoer. Hiermee kunnen discussies worden voorkomen over het tijdstip van aanvoer. Als er op een locatie meerdere unieke bedrijfsnummers (UBN’s) zijn, is de 21-dageneis niet van toepassing. Als de UBN’s op verschillende locaties zijn gevestigd, geldt de 21-dagenregeling wel.
Erkend verzamelcentrum
Je moet ook rekening houden met extra eisen bij de afvoer via een erkend verzamelcentrum van schapen en geiten. Ook gelden extra eisen bij export. Zo geldt voor export en intraverkeer van fokrunderen dat de dieren dertig dagen op het herkomstbedrijf moeten verblijven.
Bron: ZLTO