Buffers

Glastuinders vangen al decennia lang regenwater op in hun bassins, soms individueel, soms collectief. Zij recyclen dit water binnen hun bedrijf en hebben hierdoor relatief weinig externe toevoer nodig. Vollegrondstuinbouwers, akkerbouwers en melkveehouders met eigen grasland zouden daarentegen enorme buffers moeten aanleggen, al is het alleen maar om de tekorten tijdens extreme zomers op te vangen.

Gemeenschapswater

Veel boeren hebben geen ruimte voor het aanleggen van waterbergingen, laat staan de financiële middelen. Het is bovendien nog onduidelijk of we door het veranderende klimaat meer droge zomers krijgen. Het KNMI rekent momenteel aan vier klimaatscenario’s, waarvan er twee uitgaan van juist meer natte zomers. Voor nu lijken de kosten en de risico’s goed in balans. De boeren betalen mee aan de waterschappen en beregenen ’s zomers hun gewassen met ‘gemeenschapswater’. Echter, op het moment dat het spannend wordt, staan ze redelijk achteraan in de verdringingsreeks en lopen ze een behoorlijk bedrijfsrisico.

Nederlandse infrastructuur

Naast de eigen inspanningen van de agrarische sector zou de Nederlandse waterinfrastructuur, die vooral gericht is op het wegkrijgen van water, hier en daar heringericht kunnen worden om ook bij droogte effectief te zijn. Een van de grootste risico’s is de zoute kwel in de kuststreken. Vooral Zeeland heeft hier, zeker bij droogte, in het bijzonder last van omdat deze provincie geen directe zoetwateraanvoer heeft. Omdat dit niet alleen de agrarische sector bedreigt, maar ook de natuur, de bebouwde omgeving en het toerisme, is het vooral de taak van de overheid om dit aan te pakken en niet die van de agrariërs in dit gebied.

Bron: ABN AMRO/Insights