In Nieuw-Zeeland, ’s werelds grootste exporteur van zuivel, speelt zich een fundamentele discussie af over de manier waarop melkprijzen tot stand komen. Coöperatie Fonterra presenteert naar buiten toe stabiele prognoses, mede dankzij honderden miljoenen in zogeheten smoothing reserves. Voor melkveehouders pakt de praktijk echter minder voorspelbaar uit.
Het systeem werkt als volgt: boeren ontvangen tijdens het seizoen voorschotten op basis van een verwachte melkprijs. Pas maanden later volgt een verrekening met de werkelijke marktprijzen. In jaren dat de prognoses te hoog uitvallen, moeten boeren terugbetalen of ontvangen zij fors minder nabetaling. Daarmee komen alle neerwaartse risico’s bij de melkveehouders terecht, terwijl Fonterra zelf haar financiële stabiliteit kan waarborgen.
De gevolgen zijn ingrijpend. Steeds meer Nieuw-Zeelandse melkveehouders geven aan bedrijfsmiddelen te moeten verkopen of extra schulden aan te gaan om de cashflow op peil te houden. Vooral kleinere familiebedrijven zijn kwetsbaar; grotere bedrijven kunnen risico’s beter spreiden en profiteren relatief van de huidige structuur.
Landbouweconomen signaleren dat dit model niet uniek is: ook in de graan- en vleessector worden vergelijkbare mechanismen toegepast. Het effect is doorgaans versnelde consolidatie: schaalvergroting en de toetreding van kapitaalkrachtige investeerders.
Daarbovenop verandert de wereldmarkt. China bouwt snel eigen melkproductiecapaciteit op, waardoor de exportafhankelijkheid van Nieuw-Zeeland een steeds groter risico wordt.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Fonterra
