Het Netwerk Praktijkbedrijven en de praktijkpilot Koe en Eiwit zijn inmiddels drie jaar onderweg. Beide projecten hebben als doel om de stikstofefficiëntie te verbeteren en de ammoniakemissie te verlagen. Volgens DLV-adviseur Edith Finke, die vier ambassadeursbedrijven begeleidt binnen het Netwerk Praktijkbedrijven, draait alles om één cruciale factor: het rantsoen.
“Met een juist rantsoen kun je echt het verschil maken,” zegt Finke. “Je moet kritisch durven kijken naar wat de koe krijgt — en ook lef tonen in het aanpassen daarvan.”
Het rantsoen als sleutel tot minder emissie
Zowel binnen Koe en Eiwit (met ruim 150 deelnemers) als het Netwerk Praktijkbedrijven (19 onderzoeksbedrijven, 20 demobedrijven en 75 ambassadeursbedrijven) is bewustwording een belangrijk uitgangspunt. Boeren ontdekken steeds beter dat hun managementkeuzes direct invloed hebben op de emissies van hun bedrijf.
Een rantsoen met minder ruw eiwit blijkt daarbij de sleutel. “Met 155 tot 150 gram ruw eiwit is uitstekend te draaien,” aldus Finke. “Dat is in de praktijk ruimschoots bewezen. Maar boer en voeradviseur moeten het wel samen aandurven. Durf bijvoorbeeld soja te vervangen door gerst of tarwe. Je verliest geen melk, bespaart op krachtvoer én vermindert de ammoniakuitstoot.”
Maatwerk per bedrijf
Toch is er geen standaardrecept. De vier ambassadeursbedrijven die Finke begeleidt verschillen in intensiteit, grondsoort en bedrijfsstructuur. “Dat vraagt om maatwerk: doelen stellen, nadenken over welk ruwvoer je nodig hebt, en vervolgens sturen op kwaliteit. Jonger maaien of droger inkuilen helpt het rantsoen te optimaliseren en de emissie te verlagen.”
Vooral bedrijven met veel maïs kunnen eenvoudiger het ruw eiwit terugbrengen, zegt Finke. “Bij bedrijven die veel weiden is dat complexer, omdat je minder grip hebt op de opname.”
Leren en samenwerken loont
De adviseur benadrukt het belang van meerjarigheid in de projecten. “Je kunt dit soort trajecten niet in één seizoen afronden. Elk groeiseizoen is anders.” Een integrale aanpak — met samenwerking tussen boer, voeradviseur en dierenarts — blijkt het meest effectief. “Wanneer iedereen aan tafel zit, ontstaat draagvlak en zie je dat ondernemers de slag écht maken.”
De opgedane kennis wordt gedeeld via netwerkbijeenkomsten, studiegroepen en vakmedia. “Cijfers delen in een groep werkt stimulerend,” zegt Finke. “Boeren leren van elkaar en zien wat haalbaar is.”
Durf te doen
Volgens Finke draait het uiteindelijk om durf en daadkracht. “Bedrijven die durven te sturen op rantsoen en management, boeken echt resultaat. Het vraagt maatwerk, inzicht en doorzettingsvermogen, maar de potentie is groot. We moeten die kant op, en er is nog veel te doen.”
Bron: DLV Advies




