Studiedag MEX werpt praktische blik op boxvulling in relatie tot mastitismanagement
Naast onderzoek en theorie stond de praktijk centraal op de studiedag van MEX. Dierenarts Zyncke Lipkens en Henry Westerink deelden concrete cijfers, praktijkvoorbeelden en tips waarmee melkveehouders hun mastitismanagement kunnen verbeteren. Van celgetaltrends tot stalobservaties en van strooiselrecepten tot robotmelken: het draait steeds om meten, bijsturen en anticiperen.
Met een introductie van melkcijfers uit de MCC-database tekende dierenarts en MCC-adviseur Zyncke Lipkens een schets van de Vlaamse melkveehouderij. Met een gemiddelde van 199.800 cellen per milliliter melk bleef het celgetal voor het eerst onder de grens van 200.000. “Traditioneel zien we het celgetal in de zomermaanden stijgen en voor 2024 denken we dat blauwtong ook impact had op de melkkwaliteit.” Steeds minder bedrijven, vandaag in aantal nog 5.640, staan in België in voor de jaarproductie van 4,35 miljard liter melk, een toename met 20 procent in tien jaar tijd. “De gemiddelde jaarproductie is met meer dan 70 procent toegenomen in amper tien jaar tijd.” Inzake melksystemen zijn visgraat en zij-aan-zij het meest vertegenwoordigd met vijftig procent. “De melkrobot neemt in aantal snel toe. Ruim twintig procent van de Vlaamse melkveehouders melkt met een automatisch melksysteem.”
Zyncke Lipkens vervolgde met een overzicht van de meest vastgestelde kiemen bij hoogcelgetalkoeien en bij mastitisgevallen. Onderzoek van de kiemen helpt immers om vast te stellen of het om omgevingsgebonden of juist koegebonden bacteriën gaat. Toch zijn niet alleen laboresultaten belangrijk voor adviseurs rondom uiergezondheid. Met de laarzen aan in de stal en waarnemen in de praktijk kan vaak veel resultaat geboekt worden, gaf Zyncke Lipkens mee. “Let bijvoorbeeld goed op de droogstand”, klonk het. “Het is de periode waarin de koe met celgetalproblemen kan genezen, maar het is ook de periode waarin ze geïnfecteerd kan geraken. Goed instrooien van die stallen is even belangrijk.”

Neutraal advies helpt om resultaten te verbeteren. “Objectiviteit is een sleutelwoord”, ging Zyncke Lipkens verder. “Ga naar de stal met scorekaarten, bijvoorbeeld om de properheid van de koeien vast te stellen of om de speenpunten te scoren. Kijk bijvoorbeeld naar de melkfilters van de laatste melkbeurten of laat het beddingmateriaal onderzoeken op aanwezige kiemen. Door objectief te meten en vast te stellen kun je beter advies geven.” Voorts benadrukte de dierenarts van MCC nog het belang van het nakijken van de melkmachine en het werken met goede protocollen. “De statische meting is verplicht jaarlijks uit te voeren. Eén keer per drie jaar kan ook een dynamische meting bijdragen aan een betere werking van de melkmachine.” Het gaf aanleiding tot een bijzondere conclusie. “Je kan veel meten en checken, maar de interpretatie van de gegevens en de vertaling naar de praktijk is minstens zo belangrijk.”
Een keer per week vullen en vlakken
Aan de hand van praktische informatiesessies vervolgde het namiddagprogramma op het FarmFun-melkveebedrijf in Beveren-Waas. Het bedrijf telt 130 melkkoeien met een productie van ruim 11.400 kilogram melk met 4,50 procent vet en 3,70 procent eiwit en een gemiddeld celgetal dat tussen 100.000 en 150.000 cellen per milliliter schommelt. De koeien worden twee keer per dag gemolken in een zij-aan-zij-melkstal en zijn gehuisvest in een ligboxenstal met diepstrooiselboxen. De boxen zijn gevuld met een zelfgemengd boxstrooisel op basis van 900 kilogram vlaslemen, 2700 kilogram kalk en 450 liter water.
In een korte workshop op het bedrijf gaf Henry Westerink van Berg Agri nog enkele tips en tricks mee. Zo adviseerde hij de boxen ook met een boxvlakker bij te werken. “De veehouder kan de boxen het best een keer per week vlakken en een keer per week vullen”, aldus Westerink. “Vullen kun je vaak makkelijker als het ligbed vlakker ligt. Bij voorkeur ligt de koe met de achterhand net ietsje uit de box, zodat de box schoon blijft. En een kleine voorraad extra boxstrooisel voorin de box kan helpen om af en toe achteraan wat bij te krabben.” Toevoegen van kleimineralen, bij Berg FX-mineralen genoemd, gebeurt in de praktijk ook steeds vaker. “Kleimineralen zorgen tot vier keer meer voor de opname van vocht en zijn beter voor de huid van de spenen. We kunnen nu al tien tot twintig procent toevoegen in boxstrooisels en dat geeft direct effect. Bovendien dragen kleimineralen bij aan minder vervluchtiging van stikstofemissies door het binden van ammoniak aan de mineralen. Ook heeft het een positieve invloed op het klei-humus-complex van de bodem. Dat maakt FX-mineralen een kringloopvriendelijk product.”
Geen exacte wetenschap
De workshops van Zyncke Lipkens toonden aan de hand van een aantal praktijkvoorbeelden wat allemaal fout kan gaan op vlak van uiergezondheid. Bij automatisch melken is het bijvoorbeeld zaak om regelmatig te checken of de spenen goed gereinigd zijn, net zoals bij conventioneel melken standaard gebeurt. “Worden de spenen hoog genoeg gereinigd? Raken de borstels de speen genoeg? Zijn de borstels nog van voldoende kwaliteit?” Hetzelfde geldt voor desinfectie op de robot. Een item waar Zyncke Lipkens ook af en toe fouten ziet. “Werkt de desinfectie wel en is er voldoende product in het toestel? Het zijn fouten die grote gevolgen kunnen hebben.”
Een oplossing zoeken vergt vaak een brede kijk op de zaak. Een case met geïnfecteerde zaagselbedding toonde aan dat in bulk aangekocht zaagsel meer risico geeft op contaminatie dan voorverpakt zaagsel. Bij een tweede voorbeeld met champignoncompost als boxvulling lag het product aan de basis voor een opstoot met mastitiskiemen afkomstig uit de compost. “Niet alle beddingmateriaal is geschikt voor de huisvesting van koeien. Het is goed om daar alert op te zijn.” Zo ging het volgende voorbeeld van Zyncke Lipkens over mastitisgevallen bij gescheiden mest. “Soms zijn problemen te managen door de zaken anders aan te pakken. In dit geval hielp het vaccineren van de koeien tegen mastitis en het dagelijks bijstrooien van de boxen in dunne lagen. Mastitismanagement is geen exacte wetenschap en ook daar is het belangrijk om continu bij te sturen en te anticiperen.”
Lees ook:
Tekst: Annelies Debergh
Beeld: Annelies Debergh en Gerben Hofman
