Als het zo doorgaat, worden de problemen op de grondmarkt alleen maar groter. Dat was de kernboodschap van landbouw-econoom Krijn Poppe tijdens het seminar van burgercoöperatie Land van Ons in Den Haag op vrijdag 10 oktober. Volgens Poppe is de grondmarkt in Nederland structureel uit balans: de prijs van landbouwgrond ligt ver boven de landbouwkundige en maatschappelijke waarde. Dat maakt grond onbereikbaar voor jonge en innovatieve boeren en belemmert de verduurzaming van de sector. “De huidige grondmarkt werkt niet voor boeren”, zegt hij. “En zolang dat niet verandert, stagneert de transitie.”
Van loonstijging naar schaalvergroting
Poppe begint zijn betoog met een historische analyse. “Als econoom kijk ik graag naar de langere termijn.” Hij laat een grafiek zien met daarin de prijsontwikkeling van grond, gecorrigeerd voor inflatie sinds zijn geboortejaar 1955. In de grafiek staan ook prijsontwikkelingen van opbrengstprijzen van melk en andere agrarische producten. De grafiek laat een onmiskenbaar patroon zien: de grondprijs stijgt structureel, terwijl de melkprijs en andere agrarische opbrengstprijzen dalen.
“Het is dus niet zo vreemd dat boeren zijn gaan intensiveren”, verklaart Poppe. “De arbeidskosten namen toe. Mensen trokken naar de stad en de lonen stegen. Dus probeerden boeren arbeid te vervangen door technologie. Dat leidde tot steeds grotere machines, hogere productie en lagere kosten per eenheid product.”
Maar die drang tot schaalvergroting heeft ook een schaduwzijde. “De lage kostprijs en technologische vooruitgang lijken goed voor de winstgevendheid, maar ze leiden óók tot lagere marktprijzen. En die lage prijzen worden weer gecompenseerd met nog meer schaalvergroting. Op het eerste gezicht niet erg, maar gevolg van de grotere machines is dat iedereen er grond bij wil. Dat houdt een systeem in stand dat de waarde van grond kunstmatig hoog houdt.”
Grondhandel als beleggingsmodel
Poppe wijst erop dat de marktwaarde van landbouwgrond inmiddels losstaat van de economische waarde die een boer eruit kan halen door het te bewerken. “Grond is te vaak een beleggingsobject geworden”, stelt hij. “Mensen stoppen bijvoorbeeld met hun veehouderij en houden geld over. Dat investeren ze in grond. Dit is fiscaal aantrekkelijk voor hen. Maar je zult maar de buurman zijn die ook net een oogje op die grond had. Die wordt uit de markt gedreven.”
Voor jonge, innovatieve boeren heeft deze handelswijze volgens Poppe desastreuze gevolgen: “Extensieve landbouw en natuurinclusieve bedrijven kunnen eenvoudigweg niet concurreren met partijen die grond als investering zien. We creëren zo een systeem waarin maatschappelijke doelen – zoals klimaat, waterkwaliteit en biodiversiteit – steeds moeilijker haalbaar worden.”
Liberaal grondbeleid in schaarse ruimte
De hoge grondprijzen zijn niet alleen een landbouwprobleem, benadrukt Poppe. “Nederland heeft de grootste ruimtedruk van Europa en tegelijkertijd het meest liberale grondbeleid. We laten de markt grotendeels zijn gang gaan, terwijl diezelfde grond nodig is voor woningbouw, infrastructuur, defensie, natuur, en duurzame energie. Ruimte is schaars en dat jaagt de prijs verder op.”
Die schaarste stimuleert intensief grondgebruik. “Net als bij arbeid willen we elke vierkante meter zo efficiënt mogelijk benutten. Dat is op zichzelf niet verkeerd, maar soms zijn we wel eens een beetje te intensief. De overheid heeft dat jarenlang aangemoedigd.”
Grondmarktbeleid: ja of nee?
Moet de overheid ingrijpen in de grondmarkt? Poppe houdt zich op de vlakte. “De Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli), waarvan ik lid ben, heeft nog geen definitief standpunt. Maar we voeren er intensieve gesprekken over met experts.”
Een complicerende factor is dat de jaarlijkse omzet van landbouwgrond klein is. Minder dan één procent van het areaal wisselt publiek van eigenaar. “Grondmarktbeleid alleen gaat dus niet de grote ruimtelijke of milieuproblemen oplossen”, zegt Poppe. “Daarvoor is vooral ruimtelijke ordening nodig: duidelijk aangeven waar je wát wilt – defensieterreinen, datacenters, landbouw of natuur.”
Voorbeelden uit het buitenland
Poppe wijst erop dat andere Europese landen wél kaders hebben voor grondtransacties. “In Duitsland en Frankrijk wordt elke grondtransactie getoetst door een overheidsinstantie of grondbank. Die kan ingrijpen als een transactie niet past bij de gewenste bestemming. In Nederland laten we dat volledig aan de markt over.”
Volgens Poppe zou Nederland kunnen overwegen een vergelijkbare ‘groene grondbank’ op te zetten: een instantie die transacties beoordeelt en grond kan toewijzen aan duurzame boeren of burgercollectieven. “Dat zou helpen om het beleggingsaspect uit de grond te halen en weer ruimte te maken voor boeren die daardoor hun huidige grond niet nog intensiever hoeven te gebruiken.”
Druk op de grondprijzen verlagen
Een ander idee is om landbouwgrond beter te onderscheiden naar functie. Een onderscheid tussen productieve landbouwgrond en landschapsgrond bijvoorbeeld. Ook de GLB-steun (Gemeenschappelijk Landbouwbeleid) zou volgens hem selectiever moeten worden gebruikt. “In het verleden ging die steun vooral naar productie. Nu moeten we die koppelen aan natuurlijke handicaps en maatschappelijke functies. Daarmee verlaag je de druk op grondprijzen en stimuleer je extensieve vormen van landbouw. Ook zou je kunnen kijken of al die fiscale prikkels om in grond te beleggen niet kunt aanpassen. Zo zou je na nog een keer voor iedereen een rondje herwaardering van landbouwgrond, daar een gewoon productiemiddel van kunnen maken waarop winsten belastbaar zijn en verliezen aftrekbaar.”
Wie is Krijn Poppe?
Krijn Poppe (1955) is econoom en sinds 2016 lid van de Raad voor de Leefomgeving en Infrastructuur (Rli). Tot 2020 was hij research manager en senior economist bij Wageningen Economic Research (WUR), waar hij beleidsonderzoek deed voor de Nederlandse overheid en de Europese Commissie. Van 2009 tot 2011 was hij Chief Science Officer bij het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. Poppe is mede-eigenaar van een akkerbouwbedrijf en adviseert incidenteel organisaties over landbouw en beleid.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Gerben Hofman