Het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) verandert opnieuw in 2026. Waar 2023 het jaar was van kennismaken met het nieuwe stelsel, wordt 2026 het jaar van aanscherping. De aanpassingen in de gebruiksnormen mest en de rotatie- en rustgewasverplichtingen hebben grote gevolgen, zeker nu de derogatie definitief stopt. Vooral voor bedrijven met minder dan 75 procent grasland is een doordacht bouwplan van 2026 erg van belang.
DLV Advies heeft de belangrijkste veranderingen en gevolgen op een rij gezet en laat zien wat u nu al kunt doen.
1. Minder dan 75% gras? Dan geldt de rotatieverplichting
Een tweede belangrijke wijziging komt voort uit GLMC 7: de verplichting tot gewasrotatie. Bedrijven met meer dan 75 procent grasland zijn vrijgesteld. Heeft u minder dan 75 procent gras, dan geldt:
- Op elk bouwlandperceel moet eens per vier jaar een ander hoofdgewas worden geteeld.
- De combinatie van 100 dagen maïs met vanggewas voldoet niet in deze rotatieverplichting, omdat het hoofdgewas dit teeltjaar alsnog mais is.
- Na 3 jaar mais: In 2026 moet er dus daadwerkelijk een andere hoofdteelt worden ingepland, ongeacht grondsoort en of er al 100 mais heeft gestaan
Dit betekent dat veehouders in 2026 door de afwezigheid van derogatie weer kunnen afwijken van de 80 procent gras norm. Maar wees er alert op dat bij verlaging naar <75 procent er consequenties aan verbonden zijn, bij continu teelt mais op percelen.
Zonder derogatie geen grondmonsters meer steken?
Daarnaast kost bouwland ten opzichte van grasland ruimte in de fosfaatplaatsing. Zeker als er geen grondmonsters voor de fosfaatdifferentiatie genomen worden. Fosfaatdifferentiatie blijft in 2026 zeker van belang. Het verschil van fosfaatplaatsingsruimte op gras- gen bouwland is relatief 75kg en 40 kg. In de fosfaat klasse hoog. Minder plaatsing van eigen fosfaat kan zorgen dat boer-boer transport niet meer mogelijk is of dat er VVO’s gekocht moeten worden.
DLV Advies adviseert het volgende: “Het is verstandig is om goed te kijken welke verhouding bouwland en grasland passend is op het bedrijf met de consequenties voor gewasrotatie, voerderwinning en mestplaatsing. Kijk nu al naar alternatieven die passen binnen uw bedrijfsvoering. Samen zoeken we naar combinaties die praktisch uitvoerbaar zijn én financieel aantrekkelijk blijven”.
2. Eco-activiteiten: minder waarde, meer nadenken
De eco-activiteiten blijven bestaan zoals we ze vorig jaar kenden. De waarde voor stikstofbindende gewassen fors – van grofweg 2000 naar ongeveer 500 euro. Ook kun je vanaf 2026 slechts de eco-activiteit ‘rustgewas’ kiezen als je deze op het perceel al hebt gekozen in de periode 2023 t/m 2025, omdat één op drie rustgewas de vereiste is geworden om hiervoor beloond te zijn.
DLV Advies adviseert het volgende: “Herbereken welke eco-activiteiten voor uw bedrijf nog interessant zijn. Een kleine aanpassing in het bouwplan kan grote invloed hebben op de totale GLB-premie. We denken graag met u mee welke keuzes punten én opbrengst opleveren”.
3. Nieuwe gebruiksnormen mest: minder ruimte, meer puzzel
Per 1 januari 2026 vervallen de NV-gebieden welke we kennen uit de derogatieperiode. Daarvoor in de plaats komen ‘aandachtsgebieden’ voor stikstof én fosfaat. De normen worden afgestemd op de waterkwaliteit in de regio:
- Klei- en veengronden: nitraat op orde → gebruiksnormen blijven gelijk.
- Noordelijk en westelijk zand: lichte verlaging of gelijkblijvend.
- Centraal en zuidelijk zand en löss: te hoge nitraatwaarden → lagere stikstofnormen.
Gevolg: de mestplaatsingsruimte daalt, vooral op zand- en lössgronden. De kunstmestruimte is bovendien beperkt. De gebruiksruimten op grasland blijven waarschijnlijk behouden, maar zonder derogatie neemt de mestafzetdruk nogsteeds verder toe.
DLV Advies adviseert het volgende: “Breng tijdig in beeld waar op uw bedrijf het stikstof- of fosfaatoverschot ontstaat. Door meststromen slimmer te sturen, kunnen we samen tekorten en overschotten beter verdelen en inzetten”.
Wat kunt u nu doen?
Het is belangrijk om in 2025 al voorbereidingen te treffen. Denk aan:
- Uw bouwplan voor 2026 tijdig herzien;
- De stikstof- en fosfaatruimte per perceel en op bedrijfsniveau doorrekenen;
- Eco-activiteiten opnieuw beoordelen op opbrengst en puntenwaarde;
De overgang naar 2026 vraagt niet alleen om kennis van regelgeving, maar vooral om slimme keuzes in uw bedrijfsstrategie, aldus DLV Advies.
Bron: DLV Advies

