Op het bedrijf van Koeien & Kansen melkveehouder Peter Oosterhof in Foxwolde blijkt lachgas (N₂O) volgens de KringloopWijzer (KLW) een grote broeikasgaspost. Lachgas ontstaat wanneer denitrificerende bacteriën onder zuurstofarme omstandigheden nitraat omzetten. Bodemverdichting, mestopslag en hoge nitraataanvoer kunnen dit proces versterken. Toch lijkt de lachgasproductie bij Oosterhof door goed weidemanagement beperkt te blijven.
Formules versus praktijk
De KringloopWijzer rekent met de algemene IPCC-formules waarin onder meer grondsoort, bemesting en weidegang zijn verwerkt. Maar hoe goed passen die algemene aannames bij een extensief biologisch bedrijf dat intensief stuurt op bodemgezondheid? Oosterhof vermoedt dat zijn emissies in werkelijkheid lager liggen dan de berekende waarden.
Bodemverdichting als eyeopener
Een treffend voorbeeld zag Oosterhof bij de buurman, waar een zodebemester diepe sporen trok in het grasland. “Op die plekken groeide bijna niets meer, een teken van bodemverdichting. De stikstof die daar is geïnjecteerd, is naar allerwaarschijnlijk niet of nauwelijks opgenomen door de plant. Deze stikstof kan dan uitspoelen of vervluchten. Dat zou de lachgasmakers weleens doen kunnen schaterlachen,’’ zegt hij met een knipoog.
Zelf rijdt Oosterhof al jaren mest bovengronds uit met een lichte combinatie. Dat voorkomt schade aan de bodemstructuur.
Weiden als sleutel
Het vertrappen van bodem en weideresten en de daaruit volgende verdichting, in combinatie met hoge lokale concentraties stikstof uit urine, wordt vaak genoemd als belangrijke bron van lachgasemissie. Een betere verdeling van mest en urine kan een oplossing zijn. Maar als die verdeling tot stand komt met zware machines, ontstaat juist weer bodemverdichting.
Op het bedrijf van Oosterhof is vooral de verbeterende bodemstructuur opvallend: diepe doorworteling, beweiding (dus minder berijden) en meer bodemleven, zoals regenwormen, zorgen voor veel zuurstof in de bodem. Zo’n luchtige bodem vraagt bovendien minder stikstofbemesting, wat de stikstofbalans verbetert en bijdraagt aan minder lachgasemissie. Voor zulke omstandigheden lijken de algemene rekenformules volgens Oosterhof niet goed toepasbaar.
De biologische melkveehouder vat het kernachtig samen: “Iedere wagen gras is weer een tank vol met drijfmest.” Door het toegepaste stripweiden (regelmatig het draad verzetten) worden mest en urine goed verdeeld. “Bestaat er een betere mestaanwendmethode dan die volgens natuurlijke principes? Vaker en veel smakelijk gras aanbieden zorgt dat koeien op een klein oppervlak veel gras weiden en weinig verplaatsen. Deze strategie voorkomt vertrappen en verdichten: ‘Sjouwen is verbouwen en weiden is (voort)schrijden.’”
De weideresten op het bedrijf zijn door het weiden in lang gras relatief hoog. Volgens de rekenmodellen leidt dat tot meer lachgasproductie. In de praktijk dragen die resten echter bij aan bodemvoeding en meer zuurstof in de bodem. En juist in een zuurstofrijke omgeving voelen de lachgasproducerende bacteriën zich minder thuis.
Kruiden en biodiversiteit
Ook kruidenrijk grasland draagt hieraan bij. Soorten als smalle weegbree, duizendblad en karwij bevatten stoffen die de lachgasvorming remmen. Zelfs bladeren van wilgen aan de perceelranden spelen daarin een rol. Op veel biologische bedrijven zien je veel kruidenrijk gras en kunnen steeds meer koeien ‘grazen aan struiken en bomen langs de percelen. ‘’En laat nu ook het blad van wilgen deze ‘lachgasverminderaars’ bevatten,’’ voegt Peter Oosterhof eraan toe.
Minder lachgas door opstallen?
Volgens de standaardformules zou meer opstallen leiden tot minder lachgas. Maar Oosterhof betwijfelt dat sterk: “Bij mij zou meer opstallen juist betekenen: meer voederwinning, meer mest uitrijden en dus meer bodemverdichting. Het druist in tegen alle boerenlogica dat dát minder lachgas oplevert.”
Bron: Verantwoorde Veehouderij