Wat verstaan veehouders eigenlijk onder dierenwelzijn? En gebruiken melkveehouders, onderzoekers en beleidsmakers wel dezelfde taal als ze hierover praten? Uit onderzoek blijkt dat het ontwikkelen van een gedeelde taal essentieel is om samen te werken aan optimaal dierenwelzijn.
Onderzoekers van het Practoraat Dierenwelzijn en -gezondheid (Aeres mbo), het lectoraat Management van Rundergezondheid (Aeres Hogeschool Dronten) en Hogeschool Inholland Delft gingen in gesprek met veehouders van zowel gangbare als biologische melkveebedrijven. Hun doel? Achterhalen hoe veehouders dierenwelzijn ervaren en wat zij daar in de praktijk precies onder verstaan. Het onderzoek is medegefinancierd door Regieorgaan SIA KIEM-groen pilotregeling practoraten.
“Dierwelzijn is dat het dier zich goed voelt, zich happy voelt. Dat het zo min mogelijk obstakels heeft. Als we dieren in een stalsysteem doen, dan ontkom je er niet aan dat ze niet helemaal een natuurlijk gedrag gaan vertonen. Maar je wil zoveel mogelijk de natuur in die stal hebben, zodat de koe zich goed voelt, een goed ligbed heeft, een voldoende breed ligbed heeft, beschikking heeft tot water en voer.”
Vijf hoofdthema’s dierenwelzijn
Uit de analyse van de interviews ontstonden vijf hoofdthema’s rondom hoe melkveehouders dierenwelzijn beschouwen; in orde van het vaakst tot minst vaak benoemd:
- Gezondheid: Denk aan een goede weerstand, weinig behandelingen, geen ziektes en een lange levensduur.
- Omgeving: Zoals een goed klimaat, voldoende ruimte, comfort en weidegang.
- Goed voelen: Koeien die relaxed liggen, niet bang zijn, zich op hun gemak voelen, lekker in zijn vel zitten.
- Gedrag: De mogelijkheid voor natuurlijk gedrag en keuzevrijheid.
- Voeding: Voldoende en goed voer en water.
Welzijn koppelen aan meetbare indicatoren
Uit de resultaten blijkt dat veehouders dierenwelzijn vooral verbinden aan zichtbare en meetbare kenmerken, zoals de lichamelijke conditie, melkproductie en het gedrag van de koe. Emotionele aspecten worden minder vaak benoemd, maar komen wel geregeld terug in termen als ‘lekker in zijn vel zitten’ of ‘zich happy voelen’. Daarnaast werd duidelijk dat veehouders behoefte hebben aan meetbare indicatoren om het welzijn van de koe te kunnen herkennen.
Positief welzijn
Opvallend is dat veehouders de term “positief welzijn”, zoals die wetenschappelijk wordt gebruikt, nauwelijks herkenden. Ongeveer de helft van de veehouders wist niet wat ermee bedoeld werd. Eén veehouder merkte op: ”Dat vind ik een raar woord. Positief welzijn, daar kun je toch niks mee. Hoe kan er een negatief welzijn zijn? Dat is toch geen welzijn?”
Samen in gesprek
De resultaten maken duidelijk dat veehouders dierenwelzijn serieus nemen, maar dat hun woordgebruik soms verschilt van dat van onderzoekers en beleidsmakers. Door het gesprek met elkaar aan te blijven gaan, groeit het wederzijds begrip en ontstaat er ruimte om samen te werken aan een gedeelde taal.
Van keukentafel tot onderzoeksopzet
Tijdens keukentafelgesprekken in het voorjaar van 2024 viel op dat veehouders op verschillende manieren over dierenwelzijn praten. De één keek vooral naar gezondheid en productie, de ander benoemde gedrag of emoties van de koe. Het leek soms alsof ze “een andere taal” spraken. Daarom volgden in 2025 diepte-interviews met 14 melkveehouders; 12 gangbaar en twee biologisch. Deze interviews vonden plaats op basis van een vooraf opgestelde vragenlijst waarin, onder andere, de zes leidende principes voor een dierwaardige veehouderij (opgesteld door de Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA)), verwerkt waren. De interviews gaven o.a. antwoord op de vraag, wat verstaan melkveehouders onder dierenwelzijn?
Bron: Groen Kennisnet




