Afgelopen voorjaar deed Prosu BV onderzoek onder melkveehouder naar de wens om de ketsplaat weer in te voeren als geëigende methode voor het uitrijden van drijfmest. Ongeveer de helft van de melkveehouders zag dat wel zitten.
Hierover publiceerden we een artikel in ons vakblad Melkveebedrijf en op onze website. Doorplaatsing op social media maakte veel los. Met name ‘voorstanders’ van de ketsplaat roeren zich. In veel reacties op Facebook wordt gesteld dat uitrijden met de ketsplaat beter is voor het bodemleven en de weidevogels.
Een voordeel dat ook genoemd wordt is dat er met minder zwaar materiaal gewerkt kan worden en giften meer over het jaar verdeeld kunnen worden. Bij teruggaan naar de ketsplaat moeten wel de loonwerkers worden gecompenseerd, omdat ze hun dure spullen in de schuur moeten laten staan.
Ketsplaat kent zeker nadelen
Tussen alle positieve verhalen vraagt iemand zich wel af of de huidige generatie boeren de nadelen van de ketsplaat nog kent. Genoemd wordt een mindere mineralenverdeling, verbranding van gras, meer onkruiden en matige grassoorten en meer stikstofvervluchtiging. Dat laatste wordt in meer reacties aangehaald. Daarbij wordt ook gesteld dat drijfmest door anaerobe processen in de opslag ‘geen fijn’ product is. Er zou daarom meer ingezet moeten worden op andere opvang-, bewaar- en behandelmethoden van drijfmest.
‘Stadse volk vindt het stinken’
Ooit is mestinjecteren/zodebemesten ingevoerd om emissie van ammoniak tegen te gaan. Niet iedereen kan zich dat nog heugen. Zo stelt iemand dat mest injecteren is bedacht omdat het ‘stadse volk het anders vindt stinken op het platteland’. Dat dit niet voor iedereen geldt, laat een reactie van een ‘burger’ op het platteland zien. Hij stelt juist dat hij de geur, charme en beleving van de ketsplaat mist.
Tekst: Gerben Hofman
Beeld: Pixabay